11. Zaza.
Toeloeloe en Harrie lopen op het strand.
‘Kijk,’ zegt Harrie en hij wijst naar de lucht. ‘Die wolk gaat heel snel.’
Toeloeloe knikt. Maar dan kijkt ze wat beter. ‘Het is helemaal geen wolk,’ zegt ze. ‘Het is een vogel.’
Nu ziet Harrie het ook. Het is een grote witte vogel.
‘Ze lijkt op onze vriendin Zara de zeemeeuw,’ zegt Toeloeloe.
Harrie knikt. Ineens mist hij Zara heel erg. Lieve Zara, die zo mooi kan tekenen en knutselen. Hij krijgt een raar gevoel in zijn buik.
Toeloeloe springt op en neer en zwaait met haar pootjes. ‘Zara! Zara!’ roept ze heel hard. ‘Zara, hier zijn we.’
Harrie schrikt zich een hoedje. ‘Wat doe je nou?’ vraagt hij.
‘Ik roep Zara,’ antwoordt Toeloeloe. ‘Ze is vast op zoek naar ons.’
Harrie schudt zijn kop. ‘Dat kan toch niet, Toeloeloe. Zara woont hier heel ver vandaan. Ze woont met Pablo op ons onbewoonde eiland.’
‘Misschien is ze wel op vakantie,’ zegt Toeloeloe eigenwijs. ‘Zara! Zara!’
De zeemeeuw vliegt naar Toeloeloe en Harrie toe.
Harrie verstopt zich snel onder het zand. Alleen zijn kop komt nog boven het zand uit.
‘Toeloeloe,’ roept hij bang. ‘Je wwwweet toch wel dddat zeemeeuwen krabbetjes eten.’
Oeps. Dat was Toeloeloe helemaal vergeten.
Maar het is al te laat. De zeemeeuw landt precies voor Toeloeloe op het zand. Hij kijkt haar met zijn kraaloogjes aan.
‘Hallo,’ zegt Toeloeloe met een bibberstemmetje. Ze was vergeten hoe groot een zeemeeuw is. Ze kijkt naar de grote, gele snavel. Haar pootjes beginnen een beetje te trillen.
‘Wie ben jij?’ vraagt ze dapper.
‘Ik ben Zaza.’ De zeemeeuw komt een paar stapjes dichterbij.
‘Ga je mij opeten?’ vraagt Toeloeloe.
De zeemeeuw kijkt Toeloeloe aan. Hij doet nog een paar stapjes naar voren.
Dan schudt hij zijn kop.
‘Nee, waarom zou ik? Je ziet er helemaal niet lekker uit. Je ziet er heel raar uit.’
‘Wat?’ roept Toeloeloe boos. Ze is helemaal vergeten dat ze best wel bang is. ‘Zie ik er raar uit? Heb jij jezelf weleens gezien? Jij bent pas lelijk.’
‘O jee,’ denkt Harrie. ‘Wat doet Toeloeloe nou?’ Hij durft niet te kijken.
Zaza begint te lachen. ‘Je bent grappig,’ zegt hij.
‘Jij niet,’ antwoordt Toeloeloe boos.
Zaza moet nog harder lachen. ‘Je bent raar. Wil je liever dat ik je opeet?’
‘Nee, nee niet doen,’ roept Harrie verschrikt. Hij kruipt uit het zand en rent naar Zaza toe. ‘Eet haar alsjeblieft niet op. Ze doet af en toe een beetje vreemd, maar ze is ook heel lief en stoer. Ze is mijn beste vriendin.’
Zaza moet nu nog harder lachen. ‘Kijk nou eens, nog zo’n vreemd beest. Ha ha ha ha ha. Wie zijn jullie eigenlijk?’
Toeloeloe en Harrie vertellen dat ze van een onbewoond eiland komen en dat ze op ontdekkingsreis zijn.
Zaza vindt het een spannend verhaal. ‘Dus jullie willen weten hoe Nederland er uit ziet? Zal ik jullie dan ergens anders naar toe brengen?’ vraagt hij.
‘Jaaa,’ roept Toeloeloe enthousiast. ‘Dat zou leuk zijn. Mogen we dan op jouw rug zitten?’
Zaza knikt.
Harrie schudt zijn kop. ‘Dat durf ik niet,’ fluistert hij.
‘Natuurlijk wel,’ zegt Toeloeloe. ‘Je hebt al zoveel dappere dingen gedaan op onze reis. Dit durf je ook.’
Harrie slikt.
Even later zweven de twee vriendjes hoog in de lucht.