15. Heel apart!
Toeloeloe en Harrie kijken verbaasd naar het hoopje zand in het gras. Het beweegt nog steeds!
Ze zien twee kleine klauwtjes en een klein roze snuitje.
‘Hallo! Is daar iemand?’ vraagt het roze snuitje. ‘Wie schreeuwde daar zo? Kom eens tevoorschijn als je durft.’
Toeloeloe loopt voorzichtig naar het bergje zand. Ze is heel nieuwsgierig geworden. Wie zit daar toch in het zand verstopt?
‘Kijk uit,’ fluistert Harrie. ‘Misschien is hij wel heel gevaarlijk.’
‘Ach welnee,’ lacht Toeloeloe.
‘Ik hoor jullie wel,’ zegt het stemmetje uit het zand. ‘En ik ruik jullie ook.’
Hij snuffelt met zijn snuitje in de lucht. ‘Jullie ruiken heel vreemd. Wie zijn jullie? Kom eens hier.’
‘Ik ben er al,’ lacht Toeloeloe. ‘Ik sta voor je neus. Kun je me niet zien?’
Het zand beweegt en langzaam komt er een zwart beest tevoorschijn. Hij ziet er heel grappig uit met zijn grote poten en zijn lange snuit.
‘Wie ben jij?’ vraagt Toeloeloe.
‘Ik ben Mikkie de mol. En wie ben jij?’
‘Ik ben Toeloeloe, het krabje. En mijn vriendje Harrie de hagedis is er ook,’ antwoordt Toeloeloe.
Mikkie komt een stukje dichterbij.
‘Welke kleur heb jij eigenlijk?’ vraagt hij nieuwsgierig.
‘Ik ben rood,’ zegt Toeloeloe. ‘Je bent toch niet kleurenblind?’
Mikkie schudt zijn kop. ‘Nee, maar ik kan niet zo goed zien. Ik heb hele kleine oogjes.’
‘Wat zielig,’ mompelt Harrie.
Mikkie lacht. ‘Nee, hoor. Dat is helemaal niet zielig. Ik woon onder de grond. Daar is toch niet veel te zien. Het is er altijd donker.’
Harrie rilt. Brrrr, het lijkt hem vreselijk om onder de grond te wonen.
‘Maar hoe vind jij dan de weg onder de grond?’ vraagt Toeloeloe nieuwsgierig. ‘Verdwaal je dan niet steeds?’
‘Nee hoor, ik kijk met mijn snuit,’ legt Mikkie uit. ‘Daar zitten allemaal haartjes op en daarmee kan ik heel goed voelen. Mag ik eens voelen hoe jullie eruit zien?’
Toeloeloe begint te lachen. ‘Ja hoor,’ antwoordt ze vrolijk. ‘Ga je gang.’
Mikkie snuffelt met zijn snuit langs Toeloeloe’s hoofd, haar buik en pootjes.
‘Wat zie je er grappig uit,’ roept Mikkie. ‘Je hebt 10 poten en ogen op steeltjes. Dat is gek!’
Dan loopt Mikkie naar Harrie.
Harrie vindt het een beetje raar, zo’n snuffelend dier. En het kriebelt ook zo!
‘Wat heb jij een lange staart,’ zegt Mikkie. ‘En een mooie grote bek. Je bent vast heel stoer.’
Nu moet Toeloeloe heel hard lachen. ‘Haha, stoere Harrie!!’
‘Komen jullie even mee naar mijn huis?’ vraagt Mikkie dan. ’We vieren feest. Ik ben namelijk net vader geworden van een vierling.’
‘Gefeliciteerd!’ roept Toeloeloe. ‘Ik kom graag even kijken.’ Ze rent naar het hoopje zand en kruipt naar binnen.
‘Kom je ook?’ vraagt Mikkie. Harrie aarzelt. Hij vindt het een beetje eng. Het is zo donker onder de grond.
‘Je hoeft niet bang te zijn,’ zegt Mikkie. ‘Er komt een klein beetje licht naar binnen. Kom maar.’ Hij pakt Harrie’s poot.
Even later zitten ze in een gezellig holletje onder de grond. Daar zit mama Mol met haar vier baby’tjes.
‘Zijn ze niet mooi?’ vraagt Mikkie trots.
Toeloeloe en Harrie weten niet zo goed wat ze moeten zeggen. Ze vinden dat de babymolletjes er maar lelijk uitzien. Ze hebben een roze gerimpeld velletje zonder haartjes en hele grote poten. Hun kleine oogjes zijn nog dicht.
‘Heel apart,’ zegt Toeloeloe.
‘Ja,’ zegt Harrie. ‘Heel apart.’