17. Vera wiebelt.
Het regent niet meer. Het zonnetje schijnt weer.
Toeloeloe en Harrie lopen door het bos. Af en toe valt er nog een drup op hun hoofd.
‘Mis jij ons eiland weleens?’ vraagt Toeloeloe.
Harrie knikt. Hij moet best vaak denken aan zijn vader en moeder. En aan zijn broertjes en zusjes. En aan alle vrienden die daar wonen.
‘Ik ook,’ zucht Toeloeloe. ‘Ik wou dat ik kon toveren. Dan ging ik even heel snel naar ze toe om ze een kusje te geven. En dan gauw weer terug, want ik vind het hier in Nederland heel erg mooi.’
Harrie kijkt een beetje verdrietig. Nu hij aan het eiland denkt mist hij iedereen ineens heel erg. Maar gelukkig is zijn beste vriendinnetje bij hem.
Ineens houdt het bos op. Toeloeloe en Harrie staan aan de rand van een groot weiland.
‘Kijk daar,’ roept Toeloeloe. Ze wijst naar een groot beest in de verte. Hij heeft vier poten en zijn zwarte vacht glanst in de zon. Hij heeft een mooie lange staart.
‘Wauw, wat een prachtig dier,’ zegt Toeloeloe. ‘Wat zou het zijn? Kom, we gaan kijken.’
Harrie zucht. Waarom is Toeloeloe toch altijd zo nieuwsgierig? Hij vindt het dier best wel een beetje eng.
Voorzichtig lopen ze er naartoe.
‘Kijk,’ roept Toeloeloe ineens. ‘Er ligt iets op de grond.’
Nu ziet Harrie het ook. Het is zwart en het beweegt.
Toeloeloe rent naar het grote zwarte dier.
‘Hallo, wie ben jij?’ vraagt ze nieuwsgierig.
‘Ik ben Pauline. Ik ben een paard. En wie ben jij?’
‘Ik ben Toeloeloe, het krabje. En dat daar is mijn vriendje Harrie, de hagedis,’ antwoordt Toeloeloe. ‘Wie ligt daar op de grond?’
‘Dat is mijn baby’tje. Ze heet Vera, het veulentje. Ze is net geboren. Wat is ze mooi, hè?’
‘Ze is prachtig,’ zegt Harrie.
‘Ja,’ lacht Toeloeloe. ‘Ze is een stuk mooier dan de naakte molletjes.’
Vera maakt plotseling hele rare bewegingen.
‘Wat doet ze nu?’ vraagt Harrie verbaasd.
‘Ze probeert te staan,’ legt Pauline uit. ‘Veulentjes kunnen al meteen na de geboorte staan en lopen.’
‘Dat is knap,’ zegt Harrie. ‘Vooral met die lange poten.’
‘Ahum,’ kucht Pauline. ‘Paarden hebben geen poten maar benen.’
Toeloeloe en Harrie kijken elkaar verbaasd aan. Dat is raar. Het veulentje heeft toch echt gewoon poten.
Vera probeert op te staan. Maar dat is nog niet zo makkelijk. Haar lange benen glijden steeds weg.
‘Hahaha,’ grinnikt Toeloeloe. ‘Het lijkt wel of ze op het ijs staat.’
Harrie krijgt een beetje medelijden met Vera.
‘Kom, Toeloeloe,’ roept hij. ‘We gaan Vera een beetje helpen.’
‘Maar hoe dan?’ vraagt Toeloeloe.
Precies op dat moment probeert Vera op haar voorbenen te gaan staan. O jee, ze glijden weer weg.
‘Snel, Toeloeloe,’ roept Harrie. ‘Hou haar ene voorpootje …uh ik bedoel voorbeentje tegen. Dan kan het niet wegglijden.’
Toeloeloe rent naar Vera toe en duwt tegen haar been aan. Harrie probeert het andere been tegen te houden. Dat valt nog niet mee. Vera is reuze sterk.
‘Hou vol,’ roept Harrie. ‘Ze staat al bijna.’
Vera duwt haar achterbenen omhoog en ja hoor….ze staat! Ze wiebelt nog wel heel erg.
‘Jippie! Het is gelukt!’ juicht Toeloeloe. Ze danst in het rond.
Heel voorzichtig zet Vera haar eerste stapjes. Ze loopt naar Toeloeloe en Harrie en geeft hen een dikke lik. ‘Dank jullie wel,’ zegt ze zachtjes.
Dan loopt ze snel naar haar moeder. Ze heeft reuze dorst!