18. AU!

‘Weet je waar ik zin in heb?’ zegt Toeloeloe ineens.

Harrie schudt zijn kop.

‘Ik heb zin in iets lekkers.’

Harrie krijgt ineens ook honger. Zijn buik voelt best wel een beetje leeg.

‘Weet je waar ik nou echt zo ontzettend heel erg veel zin in heb?’ zegt Toeloeloe weer.

Harrie weet het. ‘In een banaan!’ roept hij.

‘Jaaa!’ antwoordt Toeloeloe. ‘In een banaan!’

‘Ik ook,’ zucht Harrie.

‘Weet je nog, Harrie? Onze allereerste banaan. Die kregen we van Alfredo, de zingende aap. We dachten dat het heel vies was. Een banaan ziet er ook zo raar uit. Maar wat was het lekker!’

Ja ,dat weet Harrie nog wel. Hij likt met zijn tongetje over zijn snuit. Hij kan de banaan bijna proeven.

‘Misschien groeien hier ook wel bananen in de bomen,’ zegt Toeloeloe. ‘Dat kan best.’

Toeloeloe en Harrie kijken omhoog.

‘Ik denk het niet,’ zegt Harrie. ‘De bomen zien er hier heel anders uit dan op ons eiland.’

‘Ik ga toch even kijken,’ zegt Toeloeloe. Ze klimt helemaal naar het topje van een boom.

‘Jammer,’ schreeuwt ze naar beneden. ‘Geen bananen!’

‘Ik zei het toch,’ mompelt Harrie. ‘Hier groeien geen bananen. Het is hier veel te koud.’

‘Misschien hebben ze hier wel andere lekkere dingen. Kom, we gaan op zoek,’ zegt Toeloeloe.

Ze lopen verder en kijken goed om zich heen. Ze zien een heleboel bomen, maar er groeien geen bananen in.

‘Ik heb zo’n honger,’ zeurt Toeloeloe na een tijdje. Ze wrijft over haar buik. ‘Ik wil nu wat eten.’

Harrie moet een beetje lachen. Toeloeloe is ook altijd zo ongeduldig.

‘We vinden wel wat,’ troost hij.

‘Ik geloof er niets van. Ik vind dit maar een stom land!’ moppert Toeloeloe

‘Au!’ Toeloeloe voelt een harde klap op haar hoofd. Ze kijkt boos naar Harrie. ‘Je hoeft me niet te slaan, hoor.’

‘Huh?’ zegt Harrie verbaasd. ‘Ik sloeg je helemaal niet.’

‘Wel waar,’ roept Toeloeloe boos. ‘Je gaf me klap op mijn hoofd.’

‘Niet waar!’ schreeuwt Harrie.

‘Wel waar! Ik voel het toch.’

‘Niet waar. Ik heb niets gedaan,’ roept Harrie en hij loopt boos weg.

Ineens voelt hij een klap op zijn staart. Met een ruk draait Harrie zich om.

‘Dat is gemeen, Toeloeloe,’ roept hij boos. ‘Waarom sla je mij?’

‘Dat deed ik helemaal niet,’ zegt Toeloeloe boos.

‘Wel waar! Ik voel het toch!’

Toeloeloe loopt kwaad naar Harrie. ‘Jij begon,’ gilt ze.

‘Nietes,’ schreeuwt Harrie. ‘Jij begon.’

Precies op dat moment valt er iets uit de boom. Boem! Boven op Toeloeloe en Harrie.

‘AU!’ roepen ze allebei. Toeloeloe wrijft over haar hoofd. Harrie voelt aan zijn snuit.

Dan kijken ze elkaar aan en moeten ze vreselijk lachen. Nu begrijpen ze het!

‘Sorry, Harrie,’ giechelt Toeloeloe. ‘Ik dacht echt dat je mij een klap op mijn hoofd had gegeven.’

‘Ja en ik dacht echt dat je mij op mijn staart geslagen had. Sorry, ik had niet zo moeten schreeuwen.’

De twee vriendjes geven elkaar een dikke knuffel.

‘Wat is dit eigenlijk?’ vraagt Toeloeloe. Ze raapt het rare ding op dat uit de boom is gevallen. Het is groen en een beetje rood.

‘Het ruikt heel lekker. Misschien kan je het wel eten.’ Voorzichtig neemt Toeloeloe een hapje.

‘Mmmmmm. Dit is lekker,’ roept ze blij.

Nu durft Harrie ook wel te proeven.

‘Mjam,’ roept hij. ‘Het is heerlijk! Bijna net zo lekker als een banaan!’