21. Veilig!

‘Kijk eens naar de lucht,’ zegt Harrie. ‘Zie je de wolken?’

Toeloeloe kijkt naar boven. ‘Ja. Wat is daarmee?’

‘Ze veranderen van kleur,’ zegt Harrie. ‘Eerst waren ze wit.’

‘Je hebt gelijk,’ antwoordt Toeloeloe. ‘Nu zijn ze grijs. En kijk daar eens. Daar komen hele donkere wolken aan. Ze lijken wel zwart. Wat een mooi gezicht.’

Harrie vindt het helemaal geen mooi gezicht. Hij vindt het een beetje spannend.

‘Het begint nu ook heel hard te waaien,’ piept hij. ‘Het wordt vast heel slecht weer.’

‘Dat denk ik ook,’ antwoordt Toeloeloe. ‘Gezellig! Kom, we gaan op zoek naar een mooi plekje om te schuilen.’

Ze kijken goed om zich heen.

‘Zullen we onder die boom gaan zitten,’ vraagt Toeloeloe. Ze wijst naar een grote oude eikenboom.

Harrie schudt zijn kop. ‘Als het heel hard gaat regenen, blijven we daar niet droog.’

‘Laten we dan in een holletje onder de grond kruipen,’ probeert Toeloeloe.

Harrie kijkt haar verschrikt aan. ‘Onder grond? Nee, dat wil ik niet. Dat vind ik eng.’

‘Joh,’ zegt Toeloeloe,’ dat is helemaal niet eng. Dat is juist gezellig.’

Het begint steeds harder te waaien en de lucht is nu helemaal donker. Daar vallen de eerste regendruppels al. Grote dikke druppels. Pats. Pats.

‘Rennen,’ roept Toeloeloe en ze loopt zo hard als ze kan naar een dikke boom.

‘Kijk,’ zegt Toeloeloe. ‘daar tussen de wortels van die omgevallen boom is een opening. Het lijkt wel een hol. Laten we daar naar binnen gaan.’

Harrie twijfelt. Het hol ziet er donker uit.

Maar dan ineens ziet Harrie een lichtflits in de lucht. Even later hoort hij een hele harde knal. Wat is dat?

Harrie twijfelt niet meer en kruipt achter Toeloeloe aan.

Het is inderdaad een hol en het is best groot.

Filts. Boemerdeboemboem.

‘Wat gebeurt er toch?’ vraagt Harrie met een bibberstem. ‘Waar komt al dat geluid vandaan?’

‘Het onweert,’ antwoordt een stem.

Verschrikt draaien Harrie en Toeloeloe zich om. Wie zegt dat? Ze zien niets. Hun ogen moeten nog een beetje aan het donker wennen, maar dan zien ze iets wits. En een paar ogen en een snuitje. Als ze nog beter kijken zien ook een roodbruine vacht en twee oortjes.

Flits. Boemerdeboemboem.

Harrie spring omhoog van schrik. Hij wil weg. Weg van het enge beest en weg van het lawaai.

‘Je hoeft niet bang te zijn, hoor,’ zegt het dier. ‘Welkom in mijn huis. Ik ben Victor de vos.’

‘Hallo Victor,’ zegt Toeloeloe. ‘Ik ben Toeloeloe en mij vriendje heet Harrie. Wat gebeurt er allemaal buiten? Het is zo’n herrie. En dan dat gekke licht iedere keer.’

Victor moet lachen. ‘De wolken hebben een beetje ruzie met elkaar.’

‘Nou, dan ben ik blij dat ik geen wolk ben,’ zucht Harrie. ‘Het ziet er heel eng uit.’

‘Ach, dat valt wel mee,’ zegt Victor. ‘Hier ben je veilig. En het onweer is nog ver weg.’

‘Hoe weet jij dat?’ vraagt Toeloeloe.

‘Zodra je de lichtflits ziet, moet je gaan tellen,’ legt Victor uit. ‘ Als tot 10 tellen kunt tellen tot je de donder hoort, dan is het onweer nog ver weg.’

Flits. Toeloeloe en Harrie tellen. ‘Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf….’

Boemerdeboemboem.

‘Zie je wel,’ zegt Victor. ‘Je hoeft nergens bang voor te zijn.’

Harrie vindt het maar spannend. Hij kruipt dicht tegen Toeloeloe aan.’

Dat voelt lekker veilig.