23. Op vakantie.

Toeloeloe en Harrie zitten gezellig te kletsen met Lola het lieveheersbeestje.

Ineens stopt Lola met praten.

‘Horen jullie dat?’ vraagt ze.

Toeloeloe en Harrie horen niets.

‘Daar komen vogels aan. Ik moet snel weg. Dag, het was leuk om jullie te ontmoeten.’

Lola trekt haar pootjes en haar voelsprietjes in. Ze lijkt nu op een balletje. Ze rolt van het blaadje en valt op de grond.

‘Lola! Lola!’ roept Toeloeloe. ‘Lola, waar ben je?’

Lola geeft geen antwoord.

‘Verstop je,’ roept Harrie dan. ‘Ik hoor de vogels nu ook.’

Toeloeloe en Harrie verstoppen zich achter een struik.

‘Kom kinderen, een beetje opschieten. We moeten nu echt weg.  Gina, heb jij alle spulletjes ingepakt? Gerard en Geert, hou eens op met plagen.’

Toeloeloe kijkt nieuwsgierig om een blaadje heen.

Ze ziet één grote vogel en drie kleinere vogeltjes lopen. Ze hebben lange poten en een hele lange snavel.

‘Opschieten,’ roept de grote vogel. ‘Papa zit al een uur op ons te wachten.’

‘Ik ben Pluizie mijn knuffeltje kwijt,’ piept een van de kleine vogeltjes. ‘Ik ga niet weg zonder mijn knuffeltje.’

Moeder vogel zucht. ‘Hoe kan dat nou weer, Gina?’ vraagt ze een beetje boos. ‘Waar heb je Pluizie voor het laatst gezien?’

‘Hier ergens,’ huilt Gina.

‘Oke jongens,’ roept mama vogel. ‘Allemaal zoeken naar Gina’s knuffeltje.’

Toeloeloe vindt het zielig voor het kleine vogeltje. Ze had vroeger ook een knuffeltje en die moest overal mee naar toe.

Ze kijkt om zich heen. Ze ziet takjes en bladeren. Dan ziet ze iets raars op de grond liggen. Het is een pluizig bolletje. Er is een gezichtje op getekend. Zou dat Pluizie zijn?

Toeloeloe raapt het op en loopt naar de vogels toe.

Harrie schrikt zich een hoedje. Wat doet Toeloeloe nou? Straks wordt ze nog opgegeten.

‘Uhm. Uhm,’ kucht Toeloeloe. ‘Is dit misschien jouw knuffeltje?’

Gina draait zich om en rent naar Toeloeloe. ‘Jaaaa,’ juicht ze. ‘Jippie, je hebt Pluizie gevonden.’

‘Pas op,’ roept moeder vogel. ‘Straks word je gebeten.’

Maar Gina luistert niet. Ze pakt Pluizie.  ‘Dank je wel!’ roept ze blij en ze geeft Toeloeloe voorzichtig een kusje met haar lange snavel. Ai, dat prikt een beetje.

Nieuwsgierig komen de andere vogels kijken. Ze hebben nog nooit zo’n raar beest gezien.

‘Hallo,’ zegt Toeloeloe vrolijk. ‘Ik ben Toeloeloe en daar is mijn vriendje Harrie.’ Harrie komt zachtjes tevoorschijn.

‘Wij zijn de familie Grutto,’ zegt moeder vogel, ’maar we hebben niet veel tijd om te kletsen. We moeten weg. Vader grutto wacht al op ons.’

‘Waar gaan jullie naar toe?’ vraagt Toeloeloe nieuwsgierig.

‘We gaan op vakantie,’ piept Gina. ‘We gaan naar Afrika.’

‘Is dat ver?’ vraagt Harrie.

‘Het is ongeveer twee dagen vliegen,’ antwoordt moeder Grutto. ‘Soms nemen we even pauze en soms vliegen we in een keer door.’

‘Hoe weten jullie de weg daarboven in de lucht?’ vraagt Toeloeloe.

‘We letten op de zon en op de sterren,’ antwoordt Geert. ‘En we kunnen ook een beetje voelen waar we zijn.’

‘Wat knap,’ roept Toeloeloe. ‘Ik wou dat ik dat kon.’

‘Hoe lang gaan jullie op vakantie?’ vraagt Harrie.

‘We komen in februari  weer terug. Dan leggen we hier onze eieren en wachten tot de kindjes geboren zijn. En dan gaan we in juli weer naar Afrika.  Maar nu moeten we echt weg, anders wordt papa Grutto boos. Die wacht al zo lang.’

‘Fijne vakantie,’ roepen Toeloeloe en Harrie tegelijk.