26. Kriebels.
Toeloeloe en Harrie varen in hun bootje naar de overkant van het meer.
De wind blaast ze precies de goede kant op.
Harrie heeft rare kriebels in zijn buik. Het bootje wiebelt ook wel heel erg.
‘Ik denk dat ik zeeziek word,’ mompelt Harrie. Hij ziet helemaal lichtgroen.
‘Je kan niet zeeziek worden,’ zegt Toeloeloe. ‘Je bent niet op zee. Je vaart op een meertje.’
‘Nou, dan ben ik meerziek,’ zegt Harrie. ‘Ik ben echt heel misselijk.’
Toeloeloe vindt het zielig voor Harrie. ‘Kijk maar naar dat gekke huisje aan de overkant, Harrie. Daar varen we recht op af. Ik ben zo benieuwd wat het is.’
Harrie tuurt in de verte.
Even later botst het bootje tegen de kant. Boem! Snel klimmen Toeloeloe en Harrie eruit.
Harrie staat nog een beetje te wiebelen op zijn pootjes. Gelukkig is hij niet misselijk meer.
Toeloeloe rent naar het huisje.
‘Het lijkt wel een klein beetje op een vuurtoren,’ zegt Toeloeloe, ‘maar dan met van die rare dingen. Het zijn net vier armen.’
Harrie knikt.
‘Weet je wat ik doe?’ zegt Toeloeloe dan. ‘Ik ga erin klimmen.’
‘Zou je dat wel doen?’ vraagt Harrie geschrokken.
‘Natuurlijk,’ zegt Toeloeloe opgewekt. ‘Er kan toch niets gebeuren.’
Toeloeloe klimt omhoog. Al snel zit ze op het allerhoogste puntje.
‘Wat is het hier mooi!’ roept ze naar beneden. ‘Ik kan hier alles heel goed zien. Kom je ook, Harrie?’
Harrie moet er niet aan denken. Zijn buik begint alweer te kriebelen als hij eraan denkt.
Ineens gebeurt er iets vreemds. Het lijkt wel of de armen van het huisje bewegen.
‘Hoe kan dat nou?’ denkt Harrie. ‘Ik sta vast nog te wiebelen op mijn pootjes?’
‘Toeloeloe, voel jij iets?’ roept Harrie bezorgd naar boven.
‘Nee, hoor,’ antwoordt Toeloeloe.
Maar dan ziet Harrie het weer. Er beweegt toch echt iets.
Dan voelt hij de wind en ineens begrijpt hij het. De wind zorgt ervoor dat de armen bewegen.
‘Toeloeloe,’ schreeuwt Harrie. ‘Kom er snel naar beneden. Het huisje beweegt. Straks val je er nog uit.’
Maar het is al te laat. De armen draaien langzaam een rondje. Nu zit Toeloeloe niet meer bovenin, maar ze hangt vlak boven de grond.
‘Spring eraf!’ roept Harrie.
Maar daar heeft Toeloeloe helemaal geen zin in. Ze vindt het veel te leuk.
De armen gaan steeds harder draaien.
‘Jippie,’ roept Toeloeloe. Ze houdt zich stevig vast. ‘Dit is leuk! Ik krijg allemaal kriebels in mijn buik. Joehoe!’
De armen draaien sneller en sneller.
‘Als dat maar goed gaat,’ denkt Harrie. Hij heeft ook kriebels in zijn buik als hij Toeloeloe ziet draaien, maar hij vindt het geen lekker gevoel. Waarom doet Toeloeloe toch ook altijd van die gevaarlijke dingen?
Harrie durft niet meer te kijken. Hij doet zijn oogjes dicht. De wind blijft maar blazen en blazen.
‘Jippie!’ joelt Toeloeloe nog steeds. ‘Dit is fantastisch!’
Opeens is het stil.
‘O jee,’ denkt Harrie. ‘Er is iets erg gebeurd. Toeloeloe is er vast uitgeslingerd. Nu ligt ze in het water en verdrinkt ze. Of ze is op de grond gevallen en heeft al haar pootjes gebroken. Oh, wat verschrikkelijk. Arme Toeloeloe.’
Dan voelt hij een tikje op zijn poot. Harrie doet zijn oogjes open. Daar staat Toeloeloe!
Wat is Harrie blij om haar te zien.
‘Het waait niet meer,’ zegt Toeloeloe. ‘Het huisje staat weer stil. Jammer, hoor. Het was net zo leuk. Jij moet het ook eens proberen.’
‘Mooi niet,’ antwoordt Harrie.