33. Sstttt!

Toeloeloe en Harrie zitten onder een grote boom. Ze zijn zo blij dat ze weer terug op hun eigen eiland zijn.

Het is fijn om iedereen weer te zien. En het is ook lekker warm op het eiland. Misschien zelfs wel een beetje te warm. Toeloeloe puft en wappert met haar tien pootjes. Dat is heerlijk koel.

‘Ik wou dat ik zoveel pootjes had,’ zucht Harrie. Hij heeft er maar vier om mee te wapperen.

‘Bestaat er eigenlijk een dier met 1 poot?’ vraagt Toeloeloe plotseling.

Harrie denkt na. ‘Ik geloof het niet. Ik heb er nog nooit één gezien.’

‘Ik ook niet,’ zegt Toeloeloe. ‘Vreemd eigenlijk. Maar ik ken wel een dier met twee poten.’

‘O ja?’ vraagt Harrie. ‘Ken ik die ook?’

Toeloeloe knikt. Harrie moet heel hard nadenken, maar ineens weet hij het. ‘Ollie,’ roept hij. ‘Ollie de ooievaar heeft twee poten.’

‘Juist,’ zegt Toeloeloe. ‘En onze vriendin Zara de zeemeeuw ook. Volgens mij hebben alle vogels twee poten.’

‘Ken jij een dier met drie poten?’ vraagt Harrie.

Nu moet Toeloeloe even nadenken. ‘Uhmmmmm. Nee. Die heb ik nog nooit gezien. Wel met vier poten, maar niet met drie.’

‘Zou die niet bestaan?’ vraagt Harrie zich af.

‘Vast wel,’ zegt Toeloeloe. ‘Zullen we gaan zoeken?’

Dat vindt Harrie een goed idee.

Even later lopen Toeloeloe en Harrie door het regenwoud.  Ze kijken goed om zich heen, maar ze zien niets.

‘Misschien is het te warm,’ zegt Harrie. ‘Iedereen ligt vast te slapen.’

Dan ziet Toeloeloe ineens een prachtige vlinder. ‘Kijk daar, Harrie,’ zegt ze en ze wijst naar de vlinder.

‘Oh wat mooi,’ zegt Harrie. ‘Wat een mooie kleuren. Wat is het voor dier?’

‘Het is een vlinder,’ antwoordt Toeloeloe.

‘Hoeveel pootjes zou ze hebben?’ vraagt Harrie.

‘Ik denk geen één,’ zegt Toeloeloe. ‘Vlinders vliegen, dus hebben ze geen pootjes nodig.’

‘Maar vogels vliegen toch ook? En die hebben wel pootjes,’ zegt Harrie.

‘Daar heb je hebt gelijk in,’ zegt Toeloeloe. ‘Misschien heeft die vlinder dan ook twee pootjes.’

Harrie kijkt naar de vlinder. Ze is op een boomtak gaan zitten.

‘Zullen we het haar vragen?’ zegt hij.

‘Dat is een goed idee,’ roept Toeloeloe en ze rent naar de vlinder toe. Die schrikt van Toeloeloe en vliegt snel weg.

‘Je moet zachtjes doen, Toeloeloe,’ zegt Harrie. ‘Je maakt haar bang.’

De vlinder is een eindje verder op een bloem gaan zitten. Toeloeloe en Harrie lopen heel zachtjes naar haar toe.

‘Psssst,’ fluistert Toeloeloe. ‘Psssst vlinder. Mag ik je wat vragen?’

De vlinder kijkt verbaasd naar Toeloeloe en Harrie. Wie zijn dat?

‘Hoeveel pootjes heb jij?’ vraagt Toeloeloe.

‘Wat een gekke vraag,’ zegt de vlinder. ‘Ik weet het niet. Ik kan niet tellen.’

‘Kan jij niet tellen?’ vraagt Harrie verbaasd. ‘Iedereen kan toch tellen?’

‘Ik niet,’ zegt de vlinder verdrietig. ‘Ik vind het heel erg moeilijk. Ik raak steeds in de war.

‘Ik vond tellen vroeger ook heel moeilijk’, troost Harrie. ‘Maar nu kan ik het heel goed.’

‘Ik kan ook heel goed tellen,’ roept Toeloeloe. ‘Zullen we je helpen? We kunnen je het vast wel leren.’

De vlinder kijkt Toeloeloe en Harrie blij aan. ‘Dat zou heel fijn zijn!