39. Wat een lawaai!

Toeloeloe en Harrie liggen uit te rusten onder een boom. Hun buikjes zitten vol met bananentaart.

‘Poeh. Poeh. Dat was lekker,’ zucht Toeloeloe.

Harrie zegt niets. Hij slaapt. Zijn buik staat helemaal bol van de taart.

Toeloeloe probeert ook te slapen. Ze heeft best wel een beetje buikpijn.

‘Ggghhhhhh. Ggghhhhh,’ hoort Toeloeloe ineens.

‘Nee hè,’ denkt ze. ‘Harrie is weer eens aan het snurken.’

Ze geeft hem een duw.  ‘Gggghhhhh. Gggghhhh,’ snurkt Harrie verder.

‘Sttt,’ zegt Toeloeloe. ‘Doe eens een beetje zachtjes. Ik wil ook slapen.’

‘Gggghhhhh. Ggghhhhhh.’

‘Hou eens op, Harrie!’ roept Toeloeloe.

Harrie wordt wakker. ‘Huh? Wat is er?’ vraagt hij slaperig.

‘Je snurkt weer eens.’ zegt Toeloeloe.

‘Sorry,’ zegt Harrie. ‘Ik kan er niets aan….’

‘Ggghhhhh. Gggghhhh,’ klinkt het heel hard.

Harrie en Toeloeloe kijken elkaar verbaasd aan. Hoe kan dat nou?

‘Snurkte jij nou net?’ vraagt Toeloeloe.

‘Uh, nee,’ antwoordt Harrie. ‘Dat kan toch niet? Ik ben wakker. Ik kan toch niet snurken als ik wakker….’

‘Ggghhhhh. Ggghhhh,’ klinkt het weer.

Toeloeloe en Harrie springen overeind. Wie snurkt daar zo? Het is Harrie in ieder geval niet. Maar wie is het dan wel?

‘Ggghhhh. Gggghhh.’

Het geluid klinkt heel dichtbij. Ze kijken om zich heen. Ze zien niets. Nou ja, niets. Ze zien wel een paar grote bomen, maar bomen snurken niet. Toch?

‘Ggghhhh. Ggghhhh.’

Het geluid komt van boven! Toeloeloe en Harrie kijken omhoog. Wat is dat nou weer?

Hoog in de boom zien ze een heel vreemd dier. Hij hangt met zijn poten aan een grote tak. Hij is bruin en heeft een grappig gezicht. Hij heeft een klein zwart wipneusje en boven zijn ogen heeft hij twee grote witte strepen.

‘Ggghhhh. Gggghhh.’ Het dier hangt te slapen en maakt vreselijk veel lawaai.

‘Ik ben blij dat jij niet zo hard snurkt,’ zegt Toeloeloe. ‘Ik zou helemaal gek worden. Maar wat is dat voor grappig beest? Zoiets heb ik nog nooit gezien.’

‘Ik ook niet,’ zegt Harrie.

‘Ik ga hem wakker maken. Hallo daar!’ roept Toeloeloe.

‘Hallo daar!’ roept Harrie. Het dier snurkt gewoon door. ‘Ggghhhh.’

‘Hé lawaaischopper,’ roept Toeloeloe heel hard. ‘Wordt eens wakker!’

Er gebeurt helemaal niets. Hoe hard ze ook schreeuwen, het dier reageert niet.

Toeloeloe pakt een tak van de grond en gooit het door de de lucht. Het komt precies op de kop van het dier terecht. Hij beweegt heel even.

‘Gelukt,’ zegt Toeloeloe. ‘Hij is wakker.’

Maar nee hoor. Het dier slaapt gewoon weer verder.’Ggghhhh.’

Harrie gooit ook een paar takjes. Niets helpt. Dan pakt Toeloeloe een kleine kokosnoot.

‘Zou je dat wel doen?’ vraagt Harrie verschrikt. ‘Een kokosnoot is wel heel hard. Stel je voor dat je hem pijn doet. Dan wordt hij vast heel boos.’

‘Maar dan is hij in ieder geval wel wakker,’ lacht Toeloeloe.

‘Daar heb je gelijk in,’ mompelt Harrie. Hij doet voor de zekerheid toch maar een stapje achteruit.

‘Een, twee, drie!’ Toeloeloe gooit de kokosnoot naar het rare dier. Mis. De kokosnoot valt met een plof op de grond.

Toeloeloe gooit nog een keer. Weer mis.

Als Toeloeloe voor de derde keer gooit, is het raak. De kokosnoot komt precies op de kop van het dier terecht. ‘Doelpunt!’ roept Toeloeloe.

‘Stttt,’ zegt Harrie.

Het dier beweegt. Hij schudt met zijn kop.

‘Hallo daar,’ roept Toeloeloe.

‘Huh?’ murmelt het dier. Hij doet zijn ogen niet eens open.

‘Hé hallo daar.