41. Lippenstift.

Toeloeloe en Harrie hebben veel plezier. Ze springen op en neer op de buik van het slapende dier.

‘Huh? Wat is dit?’ horen ze ineens. Ze schrikken ervan. De stem klinkt heel dichtbij.

Dan zien ze dat het rare dier zijn ogen open heeft. Hij kijkt hen nieuwsgierig aan.

‘Bent u nu eindelijk wakker?’ vraagt Toeloeloe.

‘Uh. Ik denk het wel,’ gaapt het dier.

‘Ik heb nog nooit een beest gezien dat zoveel kan slapen. Zelfs Harrie slaapt minder. U bent ontzettend lui,’ zegt Toeloeloe.

‘Dat klopt,’ zegt het dier. ‘Ik ben heeeeeeel lui. Ik ben een luiaard.’

‘Noemt u zichzelf nou een luiaard?’ vraagt Harrie.

‘Ik bén een luiaard.  Ik ben Leo de luiaard,’ gaapt het dier. Hij wil zich weer omdraaien om verder te gaan slapen.

‘Wacht even,’ roept Toeloeloe. ‘Niet weer gaan slapen. Wij willen u graag iets vragen. Hoeveel poten heeft u?’

‘Dat weet ik niet.’ antwoordt Leo de luiaard.

‘Weet u dat niet?’ vraagt Harrie verbaasd. ‘Hoe kan dat nou?’

‘Ik heb ze nooit geteld. Daar ben ik veel te lui voor. Tellen jullie ze maar.’

Toeloeloe en Harrie kijken elkaar aan. Wat een gek beest is dit toch.

Ze beginnen te tellen. Een, twee, drie, vier.

‘U heeft vier poten, meneer Leo,’ zegt Toeloeloe.

‘Oh,’ antwoordt de luiaard. ‘Oke.’

‘Jammer,’ zegt Harrie. ‘We zijn op zoek naar een dier met drie poten.’

‘Oh,’ gaapt Leo de luiaard. ‘Oké.  Hij doet zijn ogen dicht en ja hoor hij slaapt alweer. ‘Gggghhhhh.’

‘Nou moe,’ lacht Toeloeloe. ‘Dit is wel het aller sloomste dier dat ik ooit gezien heb.’

Harrie knikt en gaapt. Hij is een beetje moe geworden van de luiaard.

‘Jij gaat toch niet slapen,’ zegt Toeloeloe. ‘Laten we eerst wat gaan eten.’

Ze heeft lekkere rode besjes in de boom zien hangen.

Ze plukt een pootvol en geeft er een paar aan Harrie. Mmmm, ze smaken heerlijk! Lekker zoet.

Dan begint Toeloeloe ineens heel hard te lachen.

‘Wat is er?’ vraagt Harrie. ‘Waarom lach je zo?’

‘Je ziet er heel grappig uit. Jouw lippen zijn helemaal rood van de besjes. Het lijkt wel of je lippenstift op hebt. Zijn mijn lippen ook zo rood?’

Nu moet Harrie lachen. ‘Gekkie, dat kan ik toch niet zien. Je hele hoofd is rood!’

‘O ja,’ grinnikt Toeloeloe. ‘Dat is ook zo. Wacht. Ik krijg ineens een goed idee!’

Toeloeloe staat op en kruipt voorzichtig naar de kop van de luiaard. Ze pakt een paar besjes en knijpt ze fijn in haar poot. Er stroomt dik rood sap uit. Ze smeert het rode sap heel netjes rond de bek van de luiaard.

‘Gggghhhhh. Gggghhhh’. Leo de luiaard slaapt gewoon door.

‘Zooo, nu nog een paar rode wangetjes,’ proest Toeloeloe. Ze smeert wat rode bessensap op de wangen van Leo.

Harrie schatert het uit. ‘Oh, wat ziet hij er grappig uit!’

‘Ik weet nog iets leuks,’ roept Toeloeloe. ‘Ik ga zijn klauwen lakken’.

Ze rent naar de poten van de luiaard. Aan het eind van de poten zitten grote klauwen. Het zijn net nagels.

Een, twee, drie klauwen aan elke poot.

‘Hé,’ zegt Harrie als Toeloeloe klaar is. ‘We hebben dan wel geen dier met drie poten gevonden, maar wel één met drie klauwen. Met drie gelakte klauwen. En met lippenstift!’