46. Bananendroom.

Toeloeloe en Harrie liggen uit te rusten op het strand.

Ze liggen lekker op hun rug. De lucht is helemaal blauw. Er is geen wolkje te zien.

‘Weet je waar ik zin in heb?’ zegt Toeloeloe.

‘In een banaan,’ zegt Harrie.

‘Hoe weet je dat?’ vraagt Toeloeloe verbaasd.

‘Omdat je daar altijd zin in hebt,’ antwoordt Harrie lachend.

‘Ik heb alleen geen zin om er één te zoeken,’ zegt Toeloeloe lui. ‘Toe Harrie, wil jij een banaan voor me halen?’

Harrie schudt zijn kop. ‘Nee, ik ben moe.’

Toeloeloe zucht diep. ‘Oké, dan eten we geen banaan.’

‘Prima,’ zegt Harrie en hij doet zijn ogen dicht.

Toeloeloe staart naar de lucht. Ze kan niet slapen. Haar buik maakt de hele tijd een raar geluid. Knor. Knor. Knor. Ze heeft zo’n honger.

‘Harrie?’ vraagt Toeloeloe weer. ‘Wil je echt geen banaan voor me halen?’

‘Neehee,’ gaapt Harrie. ‘Laat me nou even lekker slapen. We zoeken straks wel iets lekkers.’

Toeloeloe draait zich om. Ze kan echt niet slapen. Ze probeert niet aan bananen te denken. Maar dat lukt niet. Ze ziet steeds de heerlijke bananentaart voor zich die ze voor Stan het spinnetje hadden gemaakt. Wat heeft ze daar nu zin in! Hoe zou het met Stan zijn? Zou zijn feestje leuk geweest zijn?

‘Hé,’ denkt Toeloeloe. ‘Ik heb even niet aan bananen gedacht…. Hè bâh, nu denk ik er wel weer aan.’

Haar buik maakt nog steeds dat vreemde geluid. Knor. Knor. Knor.

Toeloeloe doet haar ogen dicht. Ze probeert aan iets anders te denken. Ze denkt aan de mooie roze vogel op één poot. Bananentaart. Ze denkt aan Pablo de papagaai. Bananen. Ze denkt aan Viola de mooie vlinder. Bananenschil. Ze denkt aan Alfredo de zingende aap. Bananen, bananen en nog eens bananen. Hè bâh, wat is dit stom.  Ze moet steeds aan bananen denken!!

‘Harrie?’ vraagt Toeloeloe. ‘Wil je mij een verhaaltje vertellen?’

‘Waarom?’ vraagt Harrie slaperig.

‘Dan hoef ik niet de hele tijd aan bananen te denken,’ zucht Toeloeloe.

‘Oké,’ zucht Harrie en hij begint te vertellen. ‘Er was eens een klein rood krabbetje. Ze lag met haar vriendje de hagedis op een grote roze wolk. Ze zweefden door de lucht.’

Toeloeloe doet haar oogjes dicht. Zo kan ze beter luisteren.

‘De roze wolk was heel erg zacht. Ze zweefden naar de zon. Die was heel lekker warm. Onderweg kwamen ze een paarse vogel tegen’.

Toeloeloe luistert en wordt heel lekker sloom. Ze valt bijna in slaap. Harrie kan ook zo mooi vertellen.

‘Toen zagen ze een roze vis met zeven grote blauwe vleugels. Op zijn kop stond een rood hoedje. Hij lachte vrolijk.’

Toeloeloe ziet het helemaal voor zich. Dat ziet er raar uit! Ze is helemaal vergeten dat ze honger heeft.

‘Het krabbetje en de hagedis vlogen verder op de roze wolk. In de verte zagen ze iets aankomen. Het was geel en heel groot. Maar wat was het? Ze konden het niet goed zien. Het kwam steeds dichterbij. En toen zagen ze het. Het was een….het was een.. het was een reuzebanaan!!

Toeloeloe springt omhoog. Ze is weer klaarwakker. Ze voelt haar buik rommelen. Ze moet nu een banaan!

Toeloeloe rent naar het regenwoud.

‘Hè, hè,’ denkt Harrie. ‘Nu kan ik eindelijk slapen.’