47. Koud, koud… warm!
Toeloeloe loopt in het regenwoud. Ze zoekt een banaan. Ze heeft zo’n honger!
Al snel ziet ze er een paar op de grond liggen. Mmmmmm. Heerlijk.
Ze pakt ook een banaan voor Harrie.
Als Toeloeloe terug wil lopen hoort ze een geluid.
‘Is daar iemand?’ vraagt ze nieuwsgierig.
‘Jazeker,’ hoort Toeloeloe. Ze kijkt om zich heen. Ze ziet niets.
‘Waar ben je dan?’ zegt Toeloeloe. ‘Ik zie je niet.’
‘Toch ben ik er wel, ha ha ha,’ lacht de stem.
Toeloeloe kijkt nog beter om zich heen. Ze ziet echt niets.
‘Ik ben heel dichtbij,’ zegt de stem weer.
Toeloeloe snapt er niets van. Ze kijkt naar de banaan in haar pootje. Zou de banaan iets gezegd hebben? Maar dat kan toch helemaal niet. Of toch? De blauwe zeester kon ook praten. Maar ja, dat is een dier. Een banaan is toch geen dier?
‘Zeg nog eens wat,’ vraagt Toeloeloe.
‘Pom, pom, pom, een banaan is krom,’ zegt de stem.
Toeloeloe heeft goed opgelet. De banaan heeft niets gezegd. Maar wie praat er dan?
‘Kom eens tevoorschijn,’ roept Toeloeloe.
‘Nee, nee. Zoek me maar. Ik zal je helpen. Als je dichtbij me bent roep ik …warm. Als je verder weg bent roep ik… koud.’
Toeloeloe zucht. Ze is dol op spelletjes, maar ze is ook heel ongeduldig. Ze wil zo graag weten wie er tegen haar praat.
‘Oké dan,’ zegt Toeloeloe en ze loopt naar een grote boom.
‘Koud! Koud!’ lacht de stem.
Toeloeloe draait zich om en loopt naar een grote groene struik.
‘Heel koud,’ zegt de stem. ‘IJskoud.’
Toeloeloe loopt de andere kant op.
‘Ja, je wordt al iets warmer.’
Ze loopt naar een struik met mooie roze bloemen. ‘Warm! Warm!’
Toeloeloe doet op paar stappen opzij.
‘Heel warm!’ roept de stem. ‘Heet!’
Toeloeloe kijkt verbaasd om zich heen. Ze staat voor een grote grijze steen. Huh? Hier kan de stem toch niet vandaan komen. Ze ziet ziet helemaal niets. Alleen maar een grote grijze steen. En ze weet zeker dat een steen niet kan praten.
Toeloeloe draait zich om.
‘Koud!’ roept de stem.
Met een ruk draait Toeloeloe zich weer om.
‘Warm!’ roept de stem.
Toeloeloe kijkt naar de steen. Zag ze daar nou net iets bewegen? Ze loopt dichter naar de steen toe. Tot ze niet verder kan. En dan ziet ze het!
Op de steen zit een beest. Hij lijkt wel een beetje op Harrie, maar dan anders. Hij is helemaal grijs. Hij heeft precies dezelfde kleur als de steen. Daarom had Toeloeloe hem niet gezien.
‘Hallo,’ zegt het beest. ‘Ik ben Karel.’
‘Hallo,’ zegt Toeloeloe. ‘Ik ben Toeloeloe. Wat kan jij je goed verstoppen, zeg. Ik had je helemaal niet gezien.’
‘Ja,’ zegt Karel. ‘Ik ben kampioen verstoppertje doen. Doe je ogen maar dicht. Dan verstop ik me nog een keer. Wedden dat je me niet kunt vinden.’
‘Oké,’ zegt Toeloeloe. Ze doet haar ogen dicht. Ze weet zeker dat ze Karel nu veel sneller zal vinden. Ze weet nu hoe hij eruit ziet.
Toeloeloe telt tot tien en doet haar ogen open. Ze kijkt eerst naar de steen. Daar zit Karel niet meer.
Ze kijkt achter de bomen, zoekt tussen de blaadjes en onder de struiken. Nergens is Karel te vinden.
Ze loopt naar de struik met de grote roze bloemen. Daar is Karel ook niet.
Waar zou hij zich verstopt hebben?