49. Het regent.

Karel de Kameleon staat op het zand. Hij is nu niet meer roze maar helemaal bruin.

Hij loopt naar Harrie toe en geeft hem een poot.

‘Hallo. Ik ben Karel de kameleon. Wie ben jij?’

‘Ik ben Harrie,’ zegt Harrie en hij kijkt Karel verbaasd aan. Karel is nu niet meer bruin, maar groen.

Het lijkt wel of hij kan toveren.

‘Kan jij ook twee kleuren krijgen?’ vraagt Toeloeloe.

‘Dat weet ik eigenlijk niet,’ zegt Karel en hij denkt heel diep na. ‘Misschien wel.’

‘Dat gaan we dan nu uitproberen,’ zegt Toeloeloe.

Ze loopt naar Karel en Harrie toe. Ze geeft Karel een poot. Nu staat Karel tussen Harrie en Toeloeloe in. Eerst gebeurt er niets. Maar dan verandert de ene helft van Karel langzaam van kleur.

Dat is een grappig gezicht. Nu is de ene helft rood en de andere groen.

‘Oh wat mooi,’ roept Toeloeloe.

Karel kijkt naar zichzelf. Wat ziet hij er grappig uit!

Dan begint het ineens heel hard te regenen. Grote druppels vallen naar beneden.

Karel rent naar een struik met grote bladeren. Daar kan hij fijn onder schuilen. Hij verandert meteen weer van kleur. Nu is hij donkergroen.

‘Ik heb toch zo’n hekel aan regen,’ moppert hij. ‘Je wordt er zo nat van.’

Toeloeloe begint te lachen. ‘Wie heeft er nou een hekel aan regen?’ roept ze. Ze danst en springt door de plassen op de grond.

‘Het is best lekker, hoor,’ zegt Harrie.

‘Het is heerlijk!’ roept Toeloeloe. ‘Kom toch ook. Het is helemaal niet koud. Kijk, het zonnetje schijnt nog.’

Ze wijst naar de zon. Dan ziet ze ineens een hele mooie regenboog. Hij is nog mooier dan de regenboog bij de waterval.

Wat een prachtige kleuren! Dan krijgt Toeloeloe een geweldig idee. Ze rent naar Karel.

‘Zie jij die mooie regenboog?’ vraagt ze aan hem.

Karel knikt. Het is inderdaad een hele mooie. De kleuren zijn heel helder.

‘Wat zal er gebeuren als je in de regenboog gaat staan?’ vraagt Toeloeloe.

‘Ik weet het niet,’ zegt Karel. ‘Dat heb ik nog nooit gedaan. Je weet toch dat ik een hekel aan regen heb.’

‘Volgens mij gaat er dan iets heel moois gebeuren,’ zegt Toeloeloe. ‘Kom, we gaan het proberen.’

Karel kijkt naar de lucht. Het regent nog steeds best hard.

‘Kom nou,’ zegt Toeloeloe ongeduldig. ‘Dit wil je niet missen. Snel, anders is de regenboog weg.’

Karel twijfelt nog steeds. Hij heeft geen zin om nat te worden.

Dan plukt Toeloeloe een groot blad van een struik.

‘Kom maar hier, Karel. Harrie en ik houden dit blad boven jouw hoofd vast. Dan wordt je niet nat.’

Karel twijfelt nog even. ‘Oké dan,’ zucht hij.

Hij komt langzaam onder de struik vandaan. Toeloeloe en Harrie houden het grote blaadje boven Karel vast. Zo blijft hij lekker droog.

‘Waar moeten we precies naar toe?’ vraagt Harrie.

‘Naar de plek waar de regenboog de grond raakt,’ zegt Toeloeloe. Ze wijst naar rechts. ‘Dáár moeten we heen.’

Toeloeloe, Harrie en Karel lopen naar de regenboog. Het is best wel lastig om het blaadje boven Karel te houden. Hij loopt heel snel.

‘Rustig. Rustig,’ roept Harrie. ‘Ik kan niet zo snel.’

Af en toe valt er een regendruppel op Karels kop. ‘Bâh,’ roept hij dan meteen. ‘Wat vies.’

Toeloeloe en Harrie moeten lachen. Wie vindt regen nou vies?