50. Oeh ah ah oeh!

Toeloeloe, Harrie en Karel lopen door het regenwoud. Ze zijn op zoek naar het einde van de regenboog.

Het regent best nog wel hard. Maar dat vinden Toeloeloe en Harrie niet zo erg. Karel wel.

Hij loopt de hele tijd te mopperen. ‘Mijn poten worden nat. Bâh, ik krijg een druppel op mijn snuit. Spetter niet zo.’

Toeloeloe en Harrie moeten er wel een beetje om lachen. Wat een aansteller is hij toch.

‘Zijn we er al bijna?’ vraagt Karel. ‘Het is veel verder lopen dan ik dacht.’

Ja, dat vinden Toeloeloe en Harrie ook. De regenboog leek zo dichtbij. Het lijkt wel of hij steeds weer verder weg gaat. Ze hebben al bijna een half uur door de regen gelopen.

Maar dan eindelijk zien ze de plek waar de regenboog de grond raakt.

‘Hé, hé, we zijn er,’ roept Harrie.

‘Ja,’ zegt Karel blij. ‘En het stopt ook bijna met regenen.’

Toeloeloe kijkt verschrikt naar de lucht. Karel heeft gelijk. Het regent nog maar een klein beetje.

‘Maar het mag niet stoppen met regenen,’ zegt Toeloeloe boos.

‘Waarom niet?’ zegt Karel. ‘Dat is toch juist fijn?’

‘Nee domoor,’ roept Toeloeloe. ‘Als het niet regent is er ook geen regenboog.’

Daar begrijpt Karel helemaal niets van.

‘Je hebt alleen maar een regenboog als de zon schijnt én als het regent.’

Karel knikt.

‘Kijk maar,’ zegt Toeloeloe verdrietig. ‘Het is gestopt met regenen en nu is de regenboog weg.’

Karel kijkt om zich heen. De regenboog is nergens te vinden.

‘Al die moeite voor niks,’ zegt Harrie. Hij gaat op de grond liggen. Karel gaat naast hem liggen. Ze moeten even uitrusten.

Maar Toeloeloe gaat helemaal niet liggen. Ze springt midden in een plas. Ze danst en draait en zwaait met haar pootjes wild om zich heen. ‘Oeh, ah ah oeh’, schreeuwt ze hard. ‘Oeh, ah, ah oeh’.

Harrie kijkt haar verbaasd aan. ’Wat ben jij nou aan het doen?’ vraagt hij lachend.

‘Ik doe een regendans, oeh ah ah oeh,’ roept Toeloeloe. Ze danst en springt als een dolle. ‘Oeh ah ah oeh.’

‘Helpt dat?’ vraagt Harrie weer.

‘Ik hoop het niet,’ zegt Karel. ‘Ik lig net zo lekker in het zonnetje.’

‘Flauw hoor, Karel,’ roept Toeloeloe. ‘Oeh ah ah oeh. Wacht maar. Het helpt echt!’

Karel en Harrie geloven er niets van. Laat Toeloeloe maar lekker gek doen. Zíj doen wel even een dutje. Ze doen hun ogen dicht en even later slapen ze allebei.

‘Oeh ah ah oeh’. Toeloeloe blijft gewoon doorgaan met haar regendans. Ze kijkt naar de lucht. Ziet ze daar nou een wolkje?

Ineens voelt Karel iets op zijn snuit. Wat is dat? Een vlieg? Dan voelt hij nog iets. En nog iets. Nee hé, het is toch geen…. Ja hoor, het zijn druppels. Dikke grote regendruppels. Hij rent zo snel als hij kan naar een struik om onder te schuilen.

‘Hoera!,’ roept Toeloeloe blij. ‘Het is gelukt! Mijn regendans heeft geholpen. Het regent.’

Harrie is ook wakker. ‘Waar is de regenboog?’ vraagt hij. ‘Ik zie hem niet.’

‘Ik ook niet,’ zegt Toeloeloe verdrietig. Ze kijkt om zich heen. ‘Misschien moeten we even wachten. Ze komt vast zo. Misschien is ze even boodschappen aan het doen.’

Harrie moet lachen. ‘Een regenboog die boodschappen doet. Ja hoor!’