51. Alle kleuren van de regenboog.
Toeloeloe en Harrie turen naar de lucht. Waar blijft de regenboog nou toch? Het regent én de zon schijnt. Dan moet ze toch tevoorschijn komen?
Karel schuilt nog steeds onder de struik. ‘Bâh,’ moppert hij. ‘Wat een petweer.’
‘Ik zie haar!’ roept Toeloeloe ineens. Ze wijst naar de lucht. Ja hoor, daar is de regenboog weer. Ze is nu nog mooier!
‘Kom Karel,’ roept Toeloeloe. ‘We moeten snel zijn. Anders is de regenboog straks weer weg.’
Karel heeft er helemaal geen zin meer in. Hij blijft liever onder de struik zitten. Maar dat vindt hij zielig voor Toeloeloe en Harrie. Ze hebben zoveel moeite gedaan.
Hij haalt diep adem en rent naar ze toe. Brrrr, wat een vieze kleddernatte regen!
‘Kom hier maar staan,’ zegt Toeloeloe. ‘Hier is het einde van de regenboog.’
Karel gaat staan op de plek die Toeloeloe aanwijst. Dikke natte regendruppels vallen op zijn snuit. Brrr. Wat vies!
‘Er gebeurt helemaal niets,’ zegt Harrie even later.
‘Nee,’ zegt Toeloeloe teleurgesteld.
‘Kan ik dddan nu weer wwwweg,’ vraagt Karel. Hij bibbert van de regen.
‘Nog heel even wachten,’ zegt Toeloeloe. ‘Nog heel even.’
Karel doet zijn ogen dicht. Stomme regen! ‘Ooooohhh,’ hoort hij dan ineens en dan is het weer stil.
‘Hé, zijn jullie er nog?’ vraagt Karel na een tijdje. ‘Hé hallo, waar zijn jullie?’
Karel krijgt geen antwoord.
‘Waar zijn jullie? Is dit een grap?’ Hij doet zijn ogen open. Daar staan Toeloeloe en Harrie. Ze kijken hem vol verbazing aan.
Toeloeloe is de eerste die iets zegt. ‘Ooooohhh Karel. Wat ben je prachtig!’
‘Ontzettend mooi!’ zegt Harrie.
‘Zoiets heb ik nog nooit gezien,’ zegt Toeloeloe.
Karel begrijpt er niets van. Waar hebben ze het over? Dan kijkt hij naar zijn lijf en naar zijn poten. Hij ziet wat Toeloeloe en Harrie bedoelen. Zijn lijf en poten hebben de kleuren van de regenboog. Het ziet er schitterend uit. Het is zo mooi dat Karel helemaal vergeet dat hij in de regen staat.
Toeloeloe en Harrie rennen naar hem toe.
‘Wat heb je nu veel kleuren, Karel!’ roept Toeloeloe enthousiast.
‘Hoeveel dan?’ vraagt Karel nieuwsgierig.
‘Je bent rood, oranje, geel, groen, lichtblauw, donkerblauw en paars,’ zegt Harrie.
‘Wow, dat zijn er veel!’ roept Karel blij.
‘Jaha,’ zegt Toeloeloe. ‘Dat zijn wel een, twee, drie, vier, vijf, zes….zeven kleuren!’
Karel moet steeds naar zichzelf kijken. Hij is nog nooit zo mooi geweest. Hij maakt een dansje van vreugde.
Toeloeloe moet lachen. ‘Zie je nou wel dat regen niet vervelend is. Regen is juist leuk! Vooral als de zon ook schijnt.’
Karel knikt. ‘Jullie hebben helemaal gelijk, Toeloeloe en Harrie. Regen is leuk en vooral ook heel mooi! Ik ga nooit meer schuilen als het regent!’
‘Zullen we teruggaan?’ vraagt Harrie.
‘Neeee!’ roept Karel. ‘Ik wil niet terug. Ik wil hier blijven. Ik wil de hele middag dansen in de regenboog.’
Toeloeloe lacht. Ze begrijpt het wel. Wie wil er nou niet zo mooi zijn?
‘Kom Harrie. Wij gaan iets te eten zoeken. Dan kan Karel nog even verder dansen. Lust je bananen Karel?’
‘Dat weet ik niet,’ antwoordt Karel. ‘Ik heb ze nog nooit gehad’.
‘Je lust ze vast wel,’ zegt Harrie. ‘Wie lust er nou geen bananen?’
‘Weet je,’ zegt Toeloeloe even later. ‘We hebben geen dier met zeven póten gevonden. Maar wel een dier met zeven kleuren. Met alle kleuren van de regenboog!’