52. Lekker slapen.
Karel de kameleon staat nog steeds te dansen in de regenboog. Hij is helemaal nat, maar dat vindt hij niet erg meer. Hij voelt zich zo speciaal. Hij heeft nog nooit zeven kleuren tegelijk gehad.
Daar komen Toeloeloe en Harrie aan. Ze hebben een heleboel bananen bij zich.
‘Kom Karel,’ roept Toeloeloe. ‘We gaan eten.’
Maar Karel heeft helemaal geen zin om te komen. Hij vindt het veel te leuk in de regenboog.
‘Ik kom zo,’ antwoordt hij.
Toeloeloe en Harrie moeten lachen om die gekke Karel. Nog niet zo lang geleden was hij bang voor de regen. Zie hem nu eens dansen!
Maar dan stopt het plotseling met regenen. Karel kijkt teleurgesteld naar de lucht.
Die is weer helemaal blauw. Alle wolken zijn weg.
‘Ach, wat jammer,’ zegt hij verdrietig.
‘Misschien gaat het straks wel weer regenen,’ zegt Toeloeloe.
Karel loopt naar Toeloeloe en Harrie toe. Hij gaat ook in het zonnetje zitten.
Harrie geeft hem een banaan. Karel wordt meteen helemaal geel.
‘Die kleur staat je ook goed, hoor,’ lacht Toeloeloe. ‘Eigenlijk staat elke kleur jou mooi.’
Karel knikt. ‘Ja maar ik vind alle kleuren van de regenboog toch het mooist.’
‘Ik ook,’ zegt Harrie.
Karel proeft een stukje van de banaan. Hij vindt het best lekker.
Toeloeloe vertelt over Alfredo de zingende aap die haar bananen heeft leren eten.
‘Bananen zijn heel goed voor je stem,’ legt Harrie uit. Karel kijkt hen verbaasd aan. Dat gelooft hij niet.
‘Echt waar,’ zegt Toeloeloe. ‘Luister maar.’ Ze zingen samen een liedje:
‘Toeloeloe en Harrie zijn de allerbeste vrienden. Toeloeloe en Harrie die zijn altijd bij elkaar.’
Karel klapt in zijn poten. ‘Mooi!’ roept hij en hij neemt nog een hapje van de banaan.
‘Wil je het ook proberen?’ vraagt Toeloeloe.
‘Nee,’ zegt Karel. ‘Ik heb iets beters te doen.’ Hij wijst naar de lucht.
Toeloeloe en Harrie zien grote grijze wolken. Ze begrijpen wat Karel bedoelt.
Even later staat Karel weer te dansen in de regenboog. Hij is zo blij.
‘Wij gaan naar huis,’ roept Toeloeloe. ‘Weet je de weg terug?’
‘Ja hoor,’ antwoordt Karel. ‘Heel erg bedankt voor alles!’
‘Graag gedaan,’ roepen Toeloeloe en Harrie tegelijk.
‘Toedeloe.’ ‘Hai hai.’
Toeloeloe en Harrie lopen verder door de regen. ‘Zijn we bijna thuis?’ vraagt Harrie.
‘Ik denk het wel,’ antwoordt Toeloeloe.’
Harrie sjokt langzaam vooruit.
‘Ben je moe?’ vraagt Toeloeloe.
‘Eigenlijk best wel,’ antwoordt Harrie. ‘Er is vandaag zoveel gebeurd. Vind je het goed als we even stoppen?’
‘Ja hoor,’ zegt Toeloeloe. ‘Ga jij daar maar even uitrusten. Dan kijk ik even wat de kortste weg naar huis is.’
‘Dank je wel,’ zegt Harrie opgelucht. Hij zoekt een mooi plekje op een grote steen. Daar ligt hij lekker droog. Hij valt meteen in slaap.
Toeloeloe kijkt om zich heen. Ze hoort de zee. Ze loopt er naartoe. Het is maar een klein eindje. Ze loopt het strand op en ziet dat ze nu bijna thuis zijn. Dat is fijn.
Toeloeloe rent terug. Ze wil het goede nieuws meteen aan Harrie vertellen.
‘Harrie,’ roept ze. ‘We zijn bijna thuis, hoor!’
Maar waar is Harrie nou. Hij lag toch net hier? Op een grote steen?