54. Een eigen huis.
‘Hi hi hi,’ lacht Suus. ‘Dacht jij nou echt dat ik een steen op mijn rug draag. Hi hi hi. Dat is geen steen. Dat is mijn schild. Ik ben een schildpad. Hi hi hi.’
Toeloeloe begrijpt er nog steeds niets van. Een schildpad? Daar heeft ze nog nooit van gehoord.
‘Waarom draag jij dat schild op jouw rug?’ vraagt Toeloeloe nieuwsgierig. Ze vindt Suus maar een vreemd dier.
‘Dat is mijn huisje,’ zegt Suus.
‘Wat?’ roept Toeloeloe. ‘Draag jij jouw huisje op jouw rug?’
Suus knikt. ‘Dat is heel handig hoor! Ik kan altijd schuilen als het regent en ik kan nooit verdwalen, want ik ben altijd thuis. Ik kan me er ook heel goed in verstoppen als ik bang ben.’
‘Oh, dat is handig,’ zegt Toeloeloe. ‘Woont er nog iemand bij jou in het huisje?’
‘Nee,’ zegt Suus. ‘Iedere schildpad heeft zijn eigen huisje.’
‘Wat leuk,’ roept Toeloeloe enthousiast. ‘Is het niet zwaar?’
‘Nee, hoor,’ zegt Suus. ‘Helemaal niet. Behalve nu dan, maar dat komt omdat jouw vriendje er bovenop ligt.’
‘Tja, dat is wel heel onbeleefd van Harrie,’ lacht Toeloeloe. ‘Hij ligt zo maar op jouw huisje.’
Ze kijkt naar Harrie. ‘Zullen we hem aan het schrikken maken?’ vraagt ze aan Suus.
Suus begrijpt niet wat Toeloeloe bedoelt.
Toeloeloe loopt naar Suus toe en fluistert iets in haar oor.
Suus moet vreselijk lachen. ‘Dat is een goed idee, zeg. Hi hi hi,’ giebelt Suus. Ze kruipt snel in haar huisje.
Toeloeloe wacht tot ze niet meer te zien is. Nu lijkt Suus weer op een steen.
Dan maakt ze Harrie wakker.
‘Harrie. Harrie, wakker worden,’ roept Toeloeloe hard. ‘We gaan naar huis. Je hebt nu wel lang genoeg geslapen.’
Harrie wordt wakker. Hij kijkt om zich heen. Hij ligt nog steeds op de steen. Hij ziet niet dat de steen nu op een andere plek ligt.
‘Ik heb toch zo lekker geslapen,’ gaapt Harrie.
Harrie wil opstaan. Ineens voelt hij de steen bewegen. Hij schrikt heel erg.
Bang kijkt hij Toeloeloe aan. ‘Bewoog de ssssteen nou?’ vraagt hij bibberend.
‘Nee joh,’ zegt Toeloeloe. Ze probeert haar lachen in te houden. ‘Natuurlijk niet. Een steen kan toch niet bewegen.’
‘Dat weet ik ook wel,’ zegt Harrie. Hij probeert weer te gaan staan. Dan beweegt de steen weer.
‘Help,’ roept Harrie. ‘Nu voelde ik het weer. De steen beweegt!’
‘Welnee,’ zegt Toeloeloe proestend. ‘Dat denk je maar.’
‘Zit je mij nou uit te lachen?’ vraagt Harrie boos. ‘Ik voel het toch echt. Ik verzin het niet. Het is een rare steen. Ik wil er direct vanaf.’
Harrie probeert te gaan staan, maar dan begint de steen te lopen.
‘Help! Help!’ roept Harrie. ‘De steen loopt. Ik wil eraf!’
Toeloeloe kan haar lachen niet meer inhouden. Ze rolt over de grond van plezier. ‘Ha,ha,ha. Wat grappig. Dat gezicht van jou!!’
‘Het is helemaal niet grappig,’ roept Harrie. ‘Ik ben bang. Haal me eraf, Toeloeloe,’ schreeuwt Harrie.
Toeloeloe krijgt medelijden met Harrie. ‘Stop maar, Suus,’ roept ze.
Meteen staat de steen stil. Harrie schrikt er zo van dat hij van de steen af rolt. Boem. Hij ligt op de grond naast de steen.
Toeloeloe rent lachend naar hem toe. Ze geeft hem een knuffel.
‘Sorry dat Suus en ik je bang hebben gemaakt, Harrie,’ zegt Toeloeloe.
‘Suus?’ vraagt Harrie verbaasd. ‘Wie is Suus?’