55. Suus graaft een kuil.

Harrie begrijpt er niets van. ‘Wie is Suus?’ vraagt hij aan Toeloeloe.

‘Ik ben Suus,’ hoort Harrie opeens iemand zeggen. Hij draait zich om en zijn ogen worden groot van verbazing. Wat is dat nou? De steen heeft een lange nek en een gezicht gekregen.

Harrie vindt het een beetje eng.

‘Niet bang zijn,’ zegt Suus. ‘Ik ben geen steen. Ik ben een schildpad. En jij bent boven op mijn huisje in slaap gevallen.’

Dat is het vreemdste dat Harrie ooit gehoord heeft. Hoe kan dat nou?

Dan legt Suus uit dat ze haar huis op haar rug draagt. Harrie vindt het allemaal maar raar.

‘Waar ga je eigenlijk naar toe?’ vraagt Toeloeloe.

‘Ik ga eieren leggen in het zand,’ vertelt Suus. ‘Ik graaf een diep gat en daar leg ik mijn eieren in. Over een tijdje worden mijn kindjes geboren.’

‘Mogen we kijken hoe jij de eieren legt?’ vraagt Harrie nieuwsgierig.

‘Ja hoor,’ zegt Suus.

‘Leuk!’ roept Toeloeloe blij. ‘Ik kan je wel helpen met een kuil graven. Daar ben ik heel goed in, hè Harrie?’

Harrie knikt.

‘Kom,’ zegt Suus. ‘We gaan een mooi plekje zoeken.’

Met z’n drieën lopen ze door het regenwoud.

‘Kan je niet wat harder lopen?’ vraagt Toeloeloe. ‘Je bent nog slomer dan Harrie.’

‘Waarom zou ik harder lopen,’ zegt Suus. ‘Ik heb geen haast.’ Ze sjokt rustig door.

‘Ik val bijna om,’ zucht Toeloeloe. ‘Zo langzaam lopen we.’

Harrie vindt het wel lekker. Eindelijk lopen ze eens een keer niet zo snel.

‘Dit is een goede plek,’ zegt Suus ineens. Ze staan op een kleine open plek.

Suus begint meteen te graven.

‘Tjonge, jonge,’ zegt Toeloeloe. ‘Je graaft al net zo langzaam als je loopt. Kom, ik help je.’

Razendsnel heeft Toeloeloe een grote kuil gegraven.

‘Dat heb je snel gedaan,’ zegt Suus verbaasd. Ze kruipt in de kuil en gaat rustig zitten.

‘Wat doe je?’ vraagt Toeloeloe.

‘Ik ben eieren aan het leggen,’ zegt Suus. ‘Nu even stil zijn.’

Toeloeloe en Harrie houden hun mond. Ze kijken naar Suus. Die zit heel rustig in de kuil.

‘Ben je al klaar?’ vraagt Toeloeloe na 5 minuutjes.

‘Stttt,’ fluistert Harrie. Stoor haar nou niet.’

‘Maar het duurt zo lang,’ zegt Toeloeloe ongeduldig. ‘Kan het niet wat sneller?’

‘Dat weet ik niet,’ zegt Harrie. ‘Misschien is het wel heel moeilijk om een ei te leggen.’

Toeloeloe houdt haar mond en kijkt naar Suus. Wat duurt dit lang, zeg.

‘Ik ga even een rondje lopen,’ fluistert Toeloeloe. ‘Ik moet even bewegen.’

Als ze terugkomt zit Suus nog steeds in haar kuil.

‘Ben je nou nog niet klaar?’ vraagt Toeloeloe aan Suus.

‘Bijna,’ antwoordt Suus.

Nou ja, bijna! Pas na een half uur kruipt Suus uit de kuil.

‘Hè hè,’ zucht Toeloeloe. ‘Dat werd tijd, zeg.’

‘Hoeveel eieren heb je gelegd?’ vraagt Harrie.

‘Dat weet ik niet,’ zegt Suus. ‘Dat is iedere keer anders.’

‘Ik ga ze wel even tellen,’ roept Toeloeloe. Ze rent naar de kuil. ‘Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht en negen. Je hebt negen eieren gelegd Suus.’

‘Dat is veel,’ zegt Harrie.

‘Dat valt wel mee,’ zegt Suus. ‘Ik heb er ook wel eens honderd gelegd.’

‘Honderd?’ roept Toeloeloe verbaasd. ‘Ik ben blij dat ik daar niet bij was. Wat zal dat lang geduurd hebben!’