56. Viola is trots.
Harrie kan niet geloven dat Suus de schildpad wel eens honderd eieren heeft gelegd. Dat zijn er ontzettend veel!
‘Doet het zeer om een ei te leggen?’ vraagt hij.
‘Nee hoor,’ zegt Suus. ‘Daar voel je niets van. Kom, nu moeten we de kuil weer dichtgooien.’
‘Waarom?’ vraagt Toeloeloe. ‘Moet jij niet op de eieren gaan zitten? Dat doen vogels toch ook?’
‘Dat klopt,’ zegt Suus. ‘Maar ik gooi de kuil weer dicht met zand. Door de warmte van de zon komen de eieren straks vanzelf uit.’
‘Oh, dat wist ik niet,’ zegt Toeloeloe. ‘Wel handig. Hebben de kleine schildpadjes al meteen een huisje op hun rug?’
‘Jazeker,’ zegt Suus. ‘Zo worden ze geboren. Ze hebben dan ook geen vader en moeder meer nodig. Ze kunnen al helemaal voor zichzelf zorgen.’
Dat vinden Toeloeloe en Harrie best wel raar. Maar ja, schildpadden zijn ook best wel een beetje vreemd.
Suus, Toeloeloe en Harrie gooien een heleboel zand op de kuil. Als ze klaar zijn kun je niet meer zien dat er eieren onder liggen. Ze liggen heel goed verstopt.
‘Weet je nog die keer dat ik allemaal zand over jou gegooid heb, Harrie,’ lacht Toeloeloe. ‘Je lag weer eens te slapen. Toen je wakker werd dacht je dat jouw staart, jouw buik en jouw poten verdwenen waren ha ha ha.’
Nou, dat weet Harrie nog wel. Hij was toen vreselijk geschrokken.
‘Bedankt voor jullie hulp,’ zegt Suus.
‘Ga je nu naar huis?’ vraagt Harrie.
Toeloeloe moet lachen. ‘Wat een gekke vraag, Harrie. Natuurlijk gaat ze niet naar huis. Ze is toch al thuis. Haar huis zit op haar rug!’
‘Oh ja,’ lacht Harrie. ‘Dat is ook zo. Dat was ik helemaal vergeten.’
‘Ik ga slapen,’ zegt Suus. ‘Van eieren leggen word je heel erg moe.’
Ze sjokt naar een plekje in de schaduw. ‘Nogmaals bedankt, Toeloeloe en Harrie,’ gaapt Suus.
‘Graag gedaan, Suus,’ zeggen Toeloeloe en Harrie tegelijk. ‘Slaap lekker’.
‘Toedeloe’ zegt Toeloeloe. ‘Hai. Hai’, zegt Harrie.
Maar Suus hoort het al niet meer. Ze zit gezellig in haar huisje. Suus is weer veranderd in een steen.
Toeloeloe en Harrie lopen naar het strand. Ze zijn nu bijna thuis.
‘Wat hebben we toch veel dieren gezien hè,’ zegt Toeloeloe. ‘Ik wist echt niet dat die allemaal op ons eiland leven.’
‘Ik ook niet’, zegt Harrie. ‘Ik vond ze allemaal heel aardig.’
‘Ik ook,’ zegt Toeloeloe. ‘Nou ja, ik vond Stan het spinnetje in het begin niet zo aardig. Maar die begon ook meteen ruzie te maken.’
Harrie moet lachen. ‘Ja, dat was wel een druktemaker, zeg!’
Als Toeloeloe en Harrie vlak bij hun huis zijn, horen ze iemand tellen. ‘Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven uuuh uuh. Wat komt er dan ook nog maar. Uuuuh oh ja acht.’
Het is Viola de vlinder. Ze zit op een bloemenstruik en is nog steeds aan het oefenen.
‘Hallo Viola,’ roept Toeloeloe vrolijk. ‘Wat kan jij al goed tellen! Knap hoor.’
‘Ik heb de hele dag geoefend,’ zegt Viola trots. ‘Ik kan al bijna tot tien tellen!’
‘Wow, dat is echt heel goed,’ zegt Harrie. ‘Laat eens horen.’
‘Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht en tien.’
‘Bijna goed,’ zegt Harrie. ‘Je bent maar één cijfer vergeten.’
Viola denkt heel diep na. ‘Ik weet het,’ roept ze dan. ‘De negen’.